Sinds een paar maanden ga ik op ‘vriendschapsbezoek’ bij een oude mevrouw in de Amsterdamse volkswijk De Pijp. Vriendschapsbezoek is een initiatief van de Unie Van Vrijwilligers.

Het houdt in dat ik één keer in de twee weken bij haar op bezoek ga en gewoon een poosje met haar klets, een grote pot thee zet en heel veel chocola eet. Daar is zij nl. dol op en haar voorraadkast ligt daar dan ook vol mee.
Mevrouw B. heeft geen man meer en heeft nooit kinderen gehad. Haar broer en zus zijn allebei overleden. Ze is dus helemaal alleen, kan niet meer lopen en is totaal afhankelijk van ‘vreemden’, zowel voor de aanspraak als voor de boodschappen en de kleine klusjes. Toch is ze altijd ongelooflijk opgewekt en heel dankbaar voor alles wat er voor haar gedaan wordt. Ik ben nl. niet de enige die bij haar over de vloer komt: een vroegere overbuurman houdt haar administratie bij en doet de wekelijkse boodschappen. Hij woont al 15 jaar niet meer bij haar in de straat maar komt nog steeds trouw. Haar huidige (Surinaamse) overburen doen kleine klusjes voor haar, en brengen haar lekkere hapjes als ze uitgebreid gekookt hebben (wat, gelukkig voor mevrouw B., vaak gebeurt).

Als ik na een kleine twee uur weer bij haar wegga, heb ik altijd een heel voldaan gevoel. Dit is niet door de hoeveelheid chocola die ik achter mijn kiezen heb maar door de gedachte dat we met elkaar er voor zorgen dat mevr. B. in haar eigen huis kan blijven wonen, en ondanks het feit dat ze geen familie meer heeft, heel erg tevreden is met haar leven.