Vrijdagmiddag, vijf uur, m'n moeder belde:"Ben jij misschien je mobiele telefoon kwijt?" Ik voelde in m'n jaszak, deed een graai in m'n tas, keek goed tussen de kranten op tafel, maar niks. Ik moest hem inderdaad ergens verloren zijn.
"Er belde een jongen; hij had al een heleboel nummers uit je adresboek gebeld, maar ik was de eerste die opnam. Of je hem even wilt bellen dan kan hij de telefoon aan je teruggeven".

Een kwartiertje later zat ik op de fiets: twee straten verderop, bij het huis van een van z'n vrienden, stond een jongen van een jaar of vijftien mijn mijn gloednieuwe iPhone in zijn hand al op me te wachten. Hij had het toestel gevonden tussen de bladeren langs de rand van de stoep. Het toestel moet uit m'n jas gevallen zijn toen ik naar huis fietste. Een beloning? Hij keek  bijna beledigd toen ik er over begon. Ik was te verbouwereerd om goed te kunnen reageren. Ik stamelde een oprecht en verlegen dankjewel.

De jeugd van tegenwoordig...bij mij mag je er nooit meer over klagen!