Iedereen kan mantelzorger worden. Ik werd het in feite binnen een seconde.
Op het moment dat mijn lieve vrouw (en moeder van zes kinderen), haar eerste hersenbloeding kreeg, stond ze halverwege de trap naar de eerste verdieping in ons huis. De klap, waarmee ze op de tegelvloer onderaan de trap belandde, was voor haar en voor ons het startsignaal van 13 jaren verdriet en zorg. Het woord mantelzorg bestond toen nog nauwelijks, maar voor mij werd dat woord toen alles-overheersend.

In het eerste jaar moest ze twee keer voor een paar maanden naar het ziekenhuis. Er waren zware operaties, die ze overleefde, al was het kantje-boord. Uiteindelijk werd ze opgenomen in een verpleeginrichting, omdat ze niet alleen halfzijdig verlamd was, maar ook andere delen van haar lichaam niet meer onder controle had.
Het verpleeghuis was gelukkig niet al te ver bij ons vandaan. Ongeveer 20 minuten rijden, als er tenminste geen file stond. En terwijl ik na mijn werk, al dan niet met één of twee andere kinderen, naar haar op bezoek ging, moesten de anderen de boodschappen doen en het eten klaar maken. Als mijn vrouw vroeg wat ik de vorige dag had gegeten, wist ze precies wie de kookbeurt had gehad. Ieder kind kon namelijk maar één ding echt goed klaarmaken: macaroni, boerenkool, hutspot, pannenkoek, bruine bonen en aardappelen met doperwtjes (uit blik). En dat een jaar lang.

Na de eerste maanden in het verpleeghuis bleek mijn echtgenote sterk achteruit te gaan. Volgens de aanwezige arts zou ze het helaas niet lang meer maken. Misschien nog een paar maanden. Op dat moment besloten we, dat ik mijn baan er aan zou geven en haar zelf thuis zou gaan verzorgen. Er bestond een vorm van wachtgeld-regeling waardoor er toch nog een paar centen zouden binnenkomen in die laatste maanden van haar leven. En daarna zou ik wel weer verder zien.
Maar die paar maanden zijn een tiental jaren geworden. Prachtig! Maar wel zwaar, omdat ik zo eigenwijs was om alles alleen te willen doen. Dag en nacht. Wist ik véél! Neem echt van mij aan, dat het alleszins de moeite waard is geweest. De kinderen gingen de deur uit en werden zelfstandig. Geen pannenkoeken en macaroni meer. Al doende leerde ik niet alleen goed verzorgen en verplegen, maar ook lekker koken.

Het werd wel een beetje stil in huis. Want langzamerhand bleven de meeste kennissen weg. Alleen de hele goede vrienden, de dominee en één keer per maand de huisarts wisten de weg naar ons huis nog te vinden. Onze kinderen woonden helaas niet om de hoek.
We vonden het niet erg. We hadden elkaar. En ondanks alle sores, alle verdriet en angsten van overdag en 's nachts, kan ik nu zeggen, dat die laatste jaren van haar en dus van ons samen misschien wel de allerinnigste en dierbaarste waren die we gehad hebben. We hebben samen ook heel veel kunnen lachen.

Mijn vrouw is overleden. Ik heb in ieder geval de herinneringen, de kinderen en de stellige overtuiging, dat ik haar heb kunnen laten voelen hoeveel ik van haar hield. Misschien wel net zoals zij van mij, van ons.